Gelovig Rouwen Leven Liefhebben
For English, click here
Ik wil een boek schrijven. Ter voorbereiding haalde ik stapels boeken uit de bieb over rouwen en de dood. Geen gezellig onderwerp en erover lezen doet me veel. Zo word ik er onder andere heel kwaad van. Maar ik weet nog niet precies waarom. Ben ik kwaad op de dood? Op hoe mensen reageren? Op het feit dat mijn kinderen hiermee moeten leven terwijl ik ze zo graag alle leed bespaar? Op mijn lege armen en lege buik? Op God?
Het speelt allemaal een rol, denk ik. Het lezen van deze boeken haalt heel wat naar boven. Dus waarom doe ik het eigenlijk? Nou, ik word er niet alleen boos om, ik kom er ook achter waar ik het zelf over wil hebben en ik vind herkenning. Het is erg prettig om dingen te lezen die woorden geven aan wat er sluimert onder de oppervlakte. Zoals het gevoel dat Amanda er is in afwezigheid.
Marinus van de Berg gebruikt in zijn boek: Verdriet dat niet verdwijnt de term ‘levenslooplang’. Hij zegt: “Ik wil ermee aangeven dat je de dood van een kind – of van kinderen – de rest van je leven met je meedraagt als een niet te vergeten gebeurtenis. Philip Freriks heeft in zijn boek Jantje geschreven over zijn broer die aan het eind van de oorlog werd doodgeschoten. Wie zoals hij heel jong een broer heeft verloren, heeft bij het ouder-worden steeds meer momenten waarop die broer er had kunnen zijn, maar er niet is. Hij is er in de afwezigheid: levenslooplang. Dat beïnvloedt je leven meer dan je denkt.”
Ik schold inwendig toen ik dit las. Dit is wat ik zie bij mijn levende kinderen. De dood van hun zusje beïnvloedt hen meer dan ik denk en vooral: dan hun omgeving denkt. In elke ontwikkelingsfase duiken nieuwe gedachten, vragen en emoties op. Moeten ze als het ware opnieuw leren leven met het gemis. Ze zijn er niet voortdurend mee bezig, maar het maakt wel deel uit van hun leven en hun ontwikkeling. Dat komt op sommige momenten indringend naar voren en ik vind het moeilijk om mijn kind zo te zien, zeker omdat het iets is waar ik helemaal niets aan kan veranderen.
Een van de eerste dingen die ik dacht toen we erachter kwamen dat onze dochter was overleden, was: ‘Hoe vertel ik het mijn kinderen?’ ‘Hoe moeten zij daar mee leven?!’ Woest was ik. Dat ik zoiets mee moest maken was nog tot daar aan toe. Maar mijn kinderen? Nee! Ik wil mijn kinderen koste wat kost beschermen tegen leed, verdriet, ellende. En dat kon ik dus niet. Het was niet terug te draaien. Nog steeds kan ik er niets aan veranderen. Ze moeten er mee leren leven dat hun zusje er is in haar afwezigheid.
Hoe ik ze kan helpen om dat te doen, daar hoop ik wijzer in te worden en dus ben ik blij dat er boeken over geschreven zijn. Naarmate mijn kinderen ouder worden, realiseren ze zich steeds meer wat ze missen. Ze vragen zich af hoe het zou zijn geweest met haar erbij. Dus ook al is Amanda er niet, toch is ze er op een bepaalde manier. Het is fijn om dat nu te kunnen benoemen: Zij is er in haar afwezigheid.
Pingback: 1 van 773 – Ineke Marsman-Polhuijs
Pingback: Relaties verveelvoudigd – Ineke