Definitief

For English, click here

Deze week was het tijd om een grafsteen uit te kiezen. We hadden het al een tijdje voor ons uit geschoven. En nu we eraan begonnen zijn, blijkt dat ook dit weer een proces is. Op dit moment staat er een tijdelijk bordje op het graf, vol liefde en prachtig gemaakt door onze oudste dochter. Maar het plankje wordt langzaam lelijker door wind en regen en er moet iets blijvends komen. Iets wat definitief is. Wat een vreselijk woord is dat toch.

De afgelopen dagen, voordat we naar de steenhouwer gingen, was ik rusteloos. Druk, druk, druk, afgewisseld met Netflix. Zolang ik maar niet hoef stil te staan bij wat ik voel. Maar ondertussen.
Ondertussen was ik rusteloos, kribbig, niet echt mezelf. Dat komt de sfeer thuis niet ten goede, maar pas op de ochtend dat we zouden gaan, lukte het me om even rustig te schrijven en er daardoor achter te komen wat er nou eigenlijk speelt.

Het is het laatste wat we kunnen doen.

Het is het enige wat we nog moeten doen voor haar en misschien voelt het daarom wel zo beladen. Ik wil niet. Ik wil niet. Ik wil niet. Terwijl ik de gevoelens toelaat die dit besef bij me naar boven brengen, komt weer dat oude vertrouwde immense verzet in mij naar boven tegen wat zo duidelijk is, maar wat ik kennelijk ten diepste nog steeds niet wil accepteren. Ze is er niet meer en ze komt ook niet meer terug. We hebben haar begraven in de wetenschap dat we haar zullen weerzien als Jezus terugkomt of als we zelf gestorven zijn. Maar hier zien we elkaar niet meer en opnieuw doet het besef daarvan me zoveel pijn dat ik amper kan ademhalen. Dit is adembenemend op een heel negatieve manier en wat kan ik er aan doen? Ik wil schreeuwen, schoppen, schelden, slaan, maar ik weet ook wel dat dat helemaal niets, echt helemaal niets oplost of verandert of wegneemt.

Het moet gebeuren en ik weet het en weer spreek ik mezelf toe en probeer ik gevoel en verstand bij elkaar te krijgen door te schrijven, te verwoorden, te beredeneren. Het verzacht de pijn niet echt. Maar door te benoemen krijgt het wel meer vorm en wordt het ongrijpbare enigszins tastbaar. Woorden zijn eigenlijk essentieel voor mij in dit proces van acceptatie. Pas als ik mijn gevoelens woorden geef, benoem, ontrafel door te omschrijven, kom ik erachter wat het nou eigenlijk is. En als ik het dan weer lees, kan ik huilen, kan ik het aannemen, in laten werken en verwerken, verweven in mijn bestaan. En als ik het dan anderen laat lezen, is het alsof ik daarmee erken dat het bestaat en natuurlijk hoop ik daarnaast dat anderen er iets aan hebben in hun weg van rouw of als ze anderen bijstaan in het doorleven van wat er met ze gebeurt.

Ik had van tevoren niet verwacht dat een grafsteen uitkiezen zo ingrijpend zou zijn. Dat het ons zo van stuk zou brengen. Maar nu ik erover nadenk, is het eigenlijk heel logisch. Een steen op het graf zetten is als een deksel ergens op doen of het boek dichtklappen. Het doet me denken aan een punt achter een zin zetten of op verzenden klikken als je een mail hebt ondertekend. Het staat symbool voor afronden, afsluiten. Je zet een steen (iets wat weer en wind kan verdragen) op een graf en op die steen probeer je te vervatten wie iemand voor je was en te markeren waar ze ligt. En dan loop je verder. Je sluit het definitief af. Het graf. Het hoofdstuk. Maar niet je hart. Dat zou te definitief zijn.

Ik vergeet nooit

For English, click here

Laatst hoorde ik een prachtig lied over de liefde van God voor Israël. Het zijn eigenlijk verzen uit Jesaja en de woorden klonken me bekend in de oren. Toen ik het refrein en daarna het tweede vers hoorde, gebeurde er iets met me:

No I’ll never forget you. (Nee, Ik zal je nooit vergeten)
I’ll never forsake you. (Ik zal je nooit verlaten)
I will never forget my own. (Ik vergeet de Mijnen niet)

Does a mother forget her baby. (Kan een moeder haar baby vergeten)
Or a woman the child in her womb? (Of een vrouw het kind in haar baarmoeder?)
Yet even if she should forget (Zelfs als zij zou vergeten)
I will never forget my own. (Ik vergeet de Mijnen niet)

In de video clip zag ik een in donkere kleren geklede vrouw met een klein kind in haar armen. Het riep een diep verlangen in mij wakker en de donkere kleding herinnerde me aan rouw.

Maar dit lied gaat niet over mij!

Het gaat over God die naar Zijn volk verlangt en ik wist dat heel goed. Toch kon ik niet stoppen met huilen toen het refrein werd herhaald:

No I’ll never forget you.
I’ll never forsake you.
I will never forget my own.

Dit ben ik. Dit gaat ook over mij! Het verlangen in het refrein geeft woorden aan, beschrijft hoe ik me voel over mijn doodgeboren baby. Op de een of andere manier had ik het gevoel dat dit vers uit de Bijbel me toestemming gaf om te rouwen, om dit diepe verlangen te voelen. Natuurlijk heb ik daar geen toestemming voor nodig, maar soms vragen mensen of ik er al overheen ben en dan vraag ik me af of ik niet te dramatisch doe en het anders zou moeten voelen. Maar hier stelt de Bijbel heel duidelijk dat het onmogelijk is voor een moeder om haar baby te vergeten. Het geeft een prachtig en accuraat beeld van wat moederliefde is.

En Gods liefde gaat zelfs dieper. God verlangt meer naar Zijn mensen dan een moeder naar haar kind verlangt.

Ik vind het ‘mind boggling’ en heb heel wat uren nagedacht over wat dit nu eigenlijk betekent. luisteren naar dit lied, de woorden laten bezinken, uitvinden wat deze gevoelens die hierdoor naar boven kwamen, betekenen, bracht me tot dit verrassende besef: weten hoe het voelt om een kind te verliezen waar ik zo intens veel van houd, verlangen naar een kind dat ik in dit leven nooit zal ontmoeten, heeft me uiteindelijk meer inzicht gegeven in de diepte van Gods liefde.

Amanda verliezen, naar haar verlangen, over haar rouwen, leren om zonder haar te leven, proberen uit te vinden wat ik geloof en hoop en waar ik voor leef, heeft me tot een dieper begrip geleid over hoe wanhopig God naar ons verlangt en wil dat we dichter bij Hem komen. Ik ben eigenlijk meer van overtuigd geraakt dat God mij nooit zal vergeten en verlaten. Zoals ik nooit mijn geliefde babymeisje zal vergeten.

Jutten

For English click here

Het was gisteren negen maanden geleden dat onze kleine Amanda ter wereld kwam. Wat is er in die tijd veel gebeurd. ‘De dood van een baby is een hevige storm die het schip van het leven tot schipbreuk brengt. De weeouders zijn drenkelingen die verdwaasd en verwonderd zien dat ze nog leven. Hun schepen zijn gestrand. Van drenkelingen worden ze jutters. Ze zoeken naar wat nog bruikbaar is. Ze zoeken naar manieren om hun schip weer in balans te brengen.’ Deze woorden van Kathy Beckers-Mansell, uitgesproken door Anita Witzier beschrijven pijnlijk precies het proces waar we in zitten.

Toen Amanda stierf, raakten we alle oriëntatie kwijt. Het was inderdaad alsof we schipbreuk hadden geleden en ons vervolgens realiseerden dat we het hadden overleefd en ronddobberden op een brokstuk. We vroegen ons verbijsterd af hoe we verder moesten, wat we moesten voelen, hoe we hiermee om moesten gaan. We begonnen te jutten: Wat is nog bruikbaar van alles wat we hebben meegekregen, verzameld, opgebouwd, geloofd, gedaan in ons leven? Nu kwam het er op aan. En tegelijkertijd: nu gaat het om overleven. We klampten ons vast aan wat nú belangrijk leek. Wat zijn we veranderd. Of misschien wel juist niet. Misschien zijn we wel meer onszelf geworden.

Want hier zit ik dan en ik schrijf. Eindelijk schrijf ik. Ik ben altijd al een schrijver geweest, maar ik was te bang om te zeggen wat ik denk en die angst heeft me ervan weerhouden om te publiceren. Maar in juli hield ik het niet meer, wilde ik de woorden delen die ik probeerde te vinden voor wat er in mij leeft. Misschien omdat gedeelde smart inderdaad wel halve smart is en schrijven haalt bij mij de druk van de ketel.

Ik ben bezig met het baby-album van Amanda. Om er de juiste teksten bij te kunnen schrijven, heb ik een deel van mijn dagboeken zitten lezen. Het is bizar om te lezen dat wat ik dacht toen ik zwanger was en dingen die ik deed in die tijd me achteraf hielpen bij het jutten.

Zo las ik tijdens mijn zwangerschap het boek The Shack van Paul W. Young, waarin een man zijn vijfde(!) kindje verliest door een gruwelijk misdrijf. Sinds haar dood worstelt hij met ‘the great sadness’ (wat een prachtige omschrijving voor het gevoel dat me soms verlamt als er weer een golf van verdriet over me heen is gekomen) en is zijn geloof allesbehalve persoonlijk en intiem. Young weet levensvragen meesterlijk ter sprake te brengen en geeft verrassend weer hoe je beeld van God gekleurd kan worden door je ervaringen. Young laat ook zien dat God in werkelijkheid veel groter is en dat er in dit leven geen antwoord is op: Waarom? Maar wel op: Bent U er?

Na Amanda’s dood heb ik The Shack nog een keer gelezen in het Nederlands (De Uitnodiging) en afgelopen week hebben Henk en ik de verfilming van het boek zitten kijken. Wat me keer op keer, en niet alleen door dit verhaal van Young, duidelijk wordt, is dat het oké is wat we voelen, wat we denken, waar we zijn. En dat het goed is om je hart bij God te luchten. Hij kan ertegen en Hij is bij ons.

We zijn inderdaad jutters en moeten opnieuw ons vertrouwen en onze koers zien te vinden. We leggen eigenlijk een weg af. Het verdriet blijft niet hetzelfde. Het verandert. Er komen nieuwe aspecten van aan de oppervlakte. Soms heel rauw, soms bitterzoet. Maar toch groeit er ook nieuw vertrouwen. Er is ontwikkeling. Het is niet meer hetzelfde als vroeger en ook niet als vlak na Amanda’s dood.

Als je nu aan me vraagt hoe het met mij gaat, vind ik het nog steeds moeilijk om antwoord te geven. Het gaat wel. We leven, doen de goede dingen, we huilen als we moeten huilen, lachen ook om dingen die mooi en goed of gewoon grappig zijn. Amanda maakt deel uit van ons leven, ons gezin. En we leven ‘gewoon’ verder. Veranderd verder. We proberen vast te houden aan het woord dat in deze kersttijd over de hele wereld herhaald wordt: Immanuel: God met ons. En jutten verder.

Al hebben je voetjes niet gelopen

For English click here

Ik ben vandaag begonnen met een Baby-album ter herinnering aan Amanda. Ik schreef zo mooi ik kon haar namen op, haar geboortedatum, sterfdatum en de datum waarop ze begraven werd. Toen dacht ik aan de foto die we gisteren hadden nabesteld. Ik plakte er één van onder haar naam. Het is een foto van een afdruk van haar voetjes. Ik schreef er het volgende gedichtje bij:

Al hebben je voetjes niet gelopen
zelfs niet bewogen
toen je kwam.

Toch ben je onze wereld in geslopen
hebt ons bewogen
zette ons in vlam.

Je hebt een afdruk nagelaten
een spoor dat onuitwisbaar is
Ik kan er uren over praten,
zo groot is ons geluk en ons gemis.

Ons geluk, want je was welkom, prachtig en perfect.
We hebben zo vaak zitten danken voor je, jij was een geschenk.
En ons gemis, want wat hadden we je graag hier op zien groeien
Je zien spelen en je met de andere kinderen zien stoeien.

Jou toevertrouwen aan de aarde waaruit God je had gevormd was het moeilijkste wat er is.
Maar hoe klein je ook was, jouw kwetsbaar bestaan was tegelijk jouw krachtige getuigenis.

Je bewees het bestaan van een Schepper.
Zo wonderlijk mooi werd je gevormd in mijn schoot.
Je bewees het bestaan van Liefde.
Zo diep is onze trots en onze rouw sinds jouw dood.

Al hebben je voetjes niet gelopen
zelfs niet bewogen
toen je kwam
Toch liet je een afdruk achter,
een spoor,
en mijn hart getuigt ervan.

Baby-album

For English, click here

Ik was in de Hema vanmorgen en ik heb een roze foto-album gekocht. In precies hetzelfde formaat en met dezelfde lay-out als de baby-albums van mijn andere kinderen.

We waren op stap voor Sinterklaascadeautjes en daar in de Hema had ik het gevoel dat ik dit moest doen. Dat het de tijd was om een mooi boek uit te kiezen voor mijn vijfde kindje. Tranen liepen over mijn wangen. Ook van ontroering en trots op de een of andere manier. Dat ik dit nu aandurfde.

Bij de andere kinderen was ik al vóór de geboorte begonnen met een album. Ik plakte er de ‘Gefeliciteerd! Zwanger!’-kaartjes in, foto’s van de echo’s en van mijn groeiende buik. En ik plakte er fragmentjes uit mijn dagboek bij waarin ik mijmer of bid voor mijn ongeboren kindje. En ik schreef op welke cadeautjes het kindje al had gekregen van de opa’s en oma’s en ooms en tantes. Na de geboorte kwamen dan de baby-foto’s erbij.
Voor Amanda was ik voor haar geboorte nog niet aan een album begonnen. Iets hield me tegen.

Nu heb ik de foto’s van haar echo’s nog voor in mijn agenda in een doorzichtig mapje zitten. Ik kom ze steeds weer tegen. Maar het jaar loopt af, mijn agenda voor het nieuwe jaar heb ik al bijna vaker nodig dan die van 2017 en ik weet bijna zeker dat ik ze daar niet opnieuw in zal doen. De foto’s van mijn dikke buik hebben we pas genomen nadat we wisten dat Amanda overleden was en in mijn dagboek had ik de citaten nog niet uitgezocht, hoewel ik veel geschreven heb tijdens mijn zwangerschap. De foto’s van na haar geboorte liggen in een showmapje op haar kamer, samen met de akte van haar geboorte en overlijden, ons trouwboekje met de namen van onze vijf kinderen en het afdrukje van haar voetjes.

Maar nu heb ik een echt baby-album. Ik wil beginnen met het inplakken van de bewijzen van hoe welkom ze was en geliefd, al voordat ze was geboren. Ik ben er blij mee en tegelijk vullen mijn ogen zich met tranen als ik er aan denk wat me te doen staat. Het zal moeilijk worden om deze dingen in te plakken.

De albums van mijn andere kinderen begon ik al voor hun geboorte met de woorden: ‘plakboek voor mijn eerste (2e/3e/4e) kindje’. En na de geboorte schreef ik dan zo mooi ik kon hun namen op met daarbij de woorden: ‘geboren op … om … uur’. Ik vond dat heel bijzonder om te doen. Een soort bevestiging van wat er was verrijkt in ons gezin en van hoe bijzonder dit kindje voor mij is.

Maar nu. ‘Plakboek voor mijn vijfde kindje, Susan Amanda Marsman, geboren op 22 maart 2017 om 23:09’? Dat gaat niet. Ik kan het niet voor haar doen. Ze zal er nooit in kijken, zoals haar broers en zussen steeds weer doen in hun eigen album. Ik kan de herinneringen niet meer voor haar opschrijven.

Toch wil ik een album vullen. Als herinnering aan haar korte bestaan. Als monument van mijn liefde voor haar. En als erkenning voor wie zij was en is. Manu Keirse zei in het programma ‘De Verwondering’ van afgelopen zondag (27 november 2017, kijktip!) over een andere moeder: ‘Ook al zijn haar twee kinderen overleden, toch blijft ze altijd de moeder van die twee kinderen.’ En zo zal dit roze foto-album het baby-album worden ter herinnering aan mijn vijfde kindje, Susan Amanda Marsman. Want dat is ze en zal ze altijd blijven. Ons vijfde kindje.

Allerzielen

For English click here

We kregen een uitnodiging door de brievenbus vorige week. Van de kerk bij ons in de buurt. Om een kaarsje te komen aansteken voor een dierbaar persoon. Mijn oudste gaf het aan me zonder iets te zeggen. Zou ze er graag heen willen? Ik lees het door en merk dat het me aanspreekt. En opnieuw trek ik mijn wenkbrauwen op en besef ik hoe ik ben veranderd. Ik begreep vroeger nooit waarom iemand een kaarsje zou willen aansteken voor iemand die overleden is. Wat heeft dat voor zin, je haalt de persoon er toch niet mee terug? Ik houd niet van rituelen en dat soort dingen. Maar nu merk ik dat ik erheen wil. Mijn man blijkt hetzelfde te hebben.

Samen rouwen is een crime. Ik heb de moed wat dat betreft allang opgegeven. Er is in ons gezin ruimte voor verdriet. Wie wil, mag het over Amanda hebben, of over de dood, of over een baby, maar als de een behoefte heeft om zijn verdriet ter tafel te brengen, heeft de ander dat juist even niet. We merken dat het heel lastig is om samen vorm te geven aan die lege plek, die we allemaal wel voelen. Ik wil niet negeren, maar ook niet pushen.

Ik vind in mijn eentje rouwen al lastig. Ik voel me al weken apathisch. Ik weet het gewoon niet meer, voel niet veel, denk niet veel. In mijn hoofd resoneert een zin die ik las in een artikel over de dood van een kind. ‘Gaat het een beetje?’ vroeg iemand. ‘Nee’, zei de vrouw van de schrijver, ‘hij is nog steeds dood’. Ze is nog steeds dood, besef ook ik en de onvermijdelijkheid en onontkoombaarheid ervan dringt steeds dieper tot mij door, maar ik kan er eigenlijk niet zoveel mee. Ik zou willen dat ik gewoon weer even kon huilen. Bijvoorbeeld omdat het gisteren een jaar geleden was dat ik een positieve zwangerschapstest in handen had. Maar vandaag lijkt het alsof het in een ander leven was, een andere persoon betrof. Ik denk alleen maar ‘ze is nog steeds dood’.

We voelen het wel allemaal. Ieder op een andere manier, maar het gemis is er en we moeten er allemaal onze weg in vinden. Ik merk dat ik echt dankbaar ben als ik eraan denk dat het nu goed met haar gaat, dat er voor haar gezorgd wordt, dat ze zelf waarschijnlijk niet terug zou willen naar ons. Maar ik merk ook dat er een gat is in mijn hart. Dat er liefde is die ik niet kwijt kan. Dat ik altijd een kind tekort kom.

En zoals ik met de andere kinderen ‘mamma – … – tijd’ heb waarin ik even één-op-één iets met ze doe, besef ik nu dat ik dat ook gewoon voor haar moet doen. Mamma-Amanda-tijd moet maken. En al kan ik dan niet haar de borst geven, haar even heel rustig in badje doen, of zoals met de andere kinderen later een gebakje gaan eten in de stad, een eind wandelen en een boom opzetten, of gewoon samen een puzzel maken, ik kan wel mijn aandacht even op haar alleen richten. Even met haar alleen bezig zijn.

En dat is denk ik waarom we vanavond die uitnodiging aannemen. Om als gezin even bij
haar stil te staan. Om samen te rouwen, hoe je dat ook doet.

Ploegen door de modder

For English click here

Ik loop langs het water over een glibberig, modderig pad. De wind waait wild en de wolken zijn grauw grijs. Er dreigt regen en alles bij elkaar is dit precies wat ik nodig heb. Koude wind, miezerige regen, klotsend water, modderig pad waarover ik voorzichtig moet lopen om niet uit te glijden. Zo voelt mijn leven ook.

Ik heb zojuist een kaartje in de brievenbus gedaan bij iemand die weet dat het einde nadert. Ik weet niet of die persoon er prijs op stelt, maar ik wil gewoon laten weten dat ik aan hen denk, voor ze bid. Ik weet niet eens of dat gezin God kent en gelooft.

Terwijl ik mijn wandeling maak, vraag ik me af waarom ik dat kaartje eigenlijk geschreven heb. Dat modderige, glibberige paadje is zoals mijn leven lijkt te zijn. En dat geldt niet alleen voor mij. Ook voor hen. Voor vele anderen en misschien ook wel voor jou.

Ik denk dat ik gewoon de hand wilde reiken. Om samen die paadjes te lopen. Zodat ik je hand kan grijpen als je dreigt weg te zinken in de modder of als je er bijna over uitglijdt. Zoals ik Goddank ook mensen heb die niet bang zijn om door die modder mee te glibberen en die me de hand reiken als ik gevallen ben of me heb laten meesleuren.

Iemand stuurde me een lange tekst over rouw. Eén van de dingen die me daarin trof was de opmerking dat het leven bestaat uit een lange serie verliezen. Het is eerder bijzonder als het leven kalm is dan dat het vol crises is.

Er stond ook in dat het goed is om verdriet onder ogen te komen en te laten zien, omdat we ook daarin uniek zijn. Ik vond dat wel apart. En ik vind het bevredigender dan het cliché ‘ieder rouwt op zn eigen manier, niets is goed of fout’, een zin die ik het afgelopen half jaar talloze keren gehoord heb. En waar ook wel waarheid in zit (hoewel ik niet weet hoe verlangen naar whiskey en sigaren echt goed te noemen is), maar het klinkt in mijn oren eigenlijk als: ‘het kan mij niet schelen hoe jij je verdriet beleeft’. Het geeft me een eenzaam gevoel.

Maar dat we ieder uniek zijn en ons verdriet dus allemaal uniek beleven, en ook daarin iets van Gods veelkleurigheid laten zien, dat geeft me een gevoel van ruimte voor verbondenheid. En vandaar dat ik nu hierin mijn verdriet wil laten zien.

Ik ploeg door de modder en kijk uit dat ik niet val, uitglijd of wegzink. Als jij dat ook aan het doen bent, weet dan dat je niet de enige bent en dat jouw verdriet gehoord en gezien mag worden.

Zegen dit zooitje

For English, click here

Vanmorgen keek ik een aflevering van ‘ik mis je’ en hoorde mensen praten over hoe belangrijk de overledene voor hen was en over hoe fijn het is om even over ze te praten en dat er iemand wil luisteren. Ik herken dat. En opnieuw ben ik ook verbaasd. Amanda heeft iets meer dan zes maanden geleefd en alleen binnenin mij. Toen ze geboren was, was ze al enkele dagen overleden.

Toch heeft ze zoveel teweeg gebracht. In mij, in ons huwelijk, in ons gezin, in onze omgeving, ons geloof, ons leven. Het leven is niet meer hetzelfde en zal ook niet meer hetzelfde worden.

Gisteren zong ik voor het eerst sinds Amanda werd geboren, weer vooraan in de kerk. Ik merkte dat ik sterker ben geworden, meer mezelf, krachtiger. En tegelijkertijd ook kwetsbaarder. Ik wist dat ik zomaar in huilen uit zou kunnen barsten maar degene met wie ik zong, wist dat ook en zou het overnemen als het nodig was.

De liederen zijn ook niet meer hetzelfde. Dat wil zeggen: ze voelen niet meer hetzelfde en betekenen niet hetzelfde als eerst. Zo zongen we het lied Oceans: ‘Spirit lead me where my trust is without borders, let me walk upon the waters, wherever you would call me.’ (Heilige Geest, leid me naar de plek waar ik grenzeloos vertrouwen nodig heb, laat me op het water lopen, waar U me maar ook roept).

Nou, dat heeft Hij gedaan. Ik heb op water gelopen, bij wijze van spreken. Ik heb grenzeloos vertrouwen nodig om überhaupt te kunnen leven en te kunnen blijven geloven en ik vind het nog best moeilijk om te zingen: wherever you would call me: Waar U me ook roept, door welke omstandigheden het leven ook leidt. Ik zal op U vertrouwen.

Toch is dat precies wat ik heb gedaan, geprobeerd te doen en ik zal het blijven proberen, mede door wat er in een van de coupletten staat: ‘You’ve never failed and You won’t start now.’ (U hebt nooit gefaald ten opzichte van mij, mij nooit in de steek gelaten en U gaat dat ook nu niet doen). Ik heb het gisteren met luide stem gezongen en ik spreek het mezelf even zo hard toe als ik weer wanhoop aan de toekomst, of verbijsterd terugkijk naar de afgelopen maanden. U hebt mij nog nooit in de steek gelaten en U gaat dat ook nooit doen.

En dus zing ik. Niet omdat ik het allemaal op een rijtje heb en alles zo goed weet. Maar omdat ik geloof en omdat ik weet dat ik het hier op aarde nooit allemaal op een rijtje zal krijgen.

Mijn favoriete gebed de afgelopen jaren was: Lord, bless this mess. Omdat met al mijn kinderen en al die verschillende problemen om mij heen, het onmogelijk bleek te zijn controle te houden en ik juist daardoor leerde dat het om te beginnen al niet de bedoeling was dat ik controle had, maar dat ik God de controle zou geven.

En nu mijn leven nog meer een zooitje is geworden door het verliezen van ons dochtertje, problemen die onverminderd aanwezig zijn gebleven, kinderen die opgroeien tot individuen met een eigen geluid en karakter, een lichaam dat nog altijd niet zo werkt als ik zou willen, blijft het mijn gebed dat God ons zooitje zegent. En houd ik me vast aan die zin: You’ve never failed and You won’t start now. 

Naschrift: maanden later schreef ik een lied n.a.v. het lied Oceans. Je vindt het hier.

Voort blijven gaan

For English click here

Een half jaar geleden werd ze geboren. Perfect gevormd, met grote voetjes net als haar vader, lange bovenbeentjes net als haar broers en zussen. Echt ons kindje. Zo geliefd, kostbaar en gewenst: Amanda Marsman. Geboren op 22 maart, maar al voor haar geboorte overleden.

Ik vind deze weg van rouw zwaar en eenzaam en moeilijk. Vaak vind ik het ook moeilijk om te schrijven, omdat ik de woorden niet vind, of omdat het gewoon te zwart is wat ik denk. Maar ik ben deze blog begonnen. Ik heb besloten om te schrijven en wilde eerlijk zijn, ook over mijn gebrokenheid. En daarom schrijf ik nu toch. En om aandacht te vragen. Misschien is gedeelde smart inderdaad wel halve smart, want de laatste dagen heb ik ineens weer de neiging om mensen die ik tegenkom te zeggen: weet je wel dat mijn kindje is overleden? Weet je wel dat als dat niet gebeurd was, ik hier ook met een kinderwagen gelopen had? Het lijkt net alsof de druk in mijn hoofd de laatste dagen weer zó is opgelopen dat het tijd is om er wat uit te laten st(r)omen.

Vertellen helpt. Ze was zo mooi joh. Ik wil haar zo graag vasthouden, haar stem horen, haar eerste lachje zien. Ik wil mopperen om slapeloze nachten en te wilde broers en zussen. Ik wil liedjes voor haar zingen, haar voeden en in bad doen. Maar ik heb hier in huis alleen haar lege wieg in de lege babykamer en ik heb wat foto’s en een klein velletje papier met een afdruk van haar voetjes.

Dat stond trouwens in de boeken die ik las in de eerste weken na haar geboorte: dat zo’n afdrukje heel belangrijk is, omdat dat velletje papier echt in aanraking is geweest met haar lichaam. Toen ik het las, leek het me overdreven. Maar de laatste weken merk ik dat ik naar dat velletje met voetjes toegetrokken word, dat ik het koester en als iets heel kostbaars ben gaan zien.

Deze weg, dit proces, dit diepe donkere dal, brengt steeds weer nieuwe dingen bij mij boven en te binnen. Ik kan niet meer zeggen: dat zou ik nooit doen, of: zo overdreven zou ik niet doen. Tot mijn schaamte moet ik zeggen dat ik geoordeeld heb over hoe anderen rouwden en nu kom ik zelf tot de ontdekking dat het verlies van een kind werkelijk voelt als iets dat is afgescheurd, een gat in je leven slaat, de bodem onder je leven weghaalt en je werkelijk alles opnieuw moet ontdekken. Ik heb geen flauw idee hoe je dit doet. Hoe je dit een plek moet geven. Hoe je God hierin betrekt.

Vanmorgen kon ik alleen maar huilen en gisteren en eergisteren ook. Ik ben verbaasd dat er nog zoveel tranen zijn. Verwilderd over wat ik nou moet doen. Kan doen. Ik wilde iets tastbaars, heb na lang zoeken een armband met haar naam laten maken. Het is mooi en het past bij mij – beter dan de tatoeage die ik voor het eerst van mijn leven overwoog. Maar het lost niets op. Ik heb ernaar uitgekeken om die armband te dragen maar nu ik hem heb, besef ik eens te meer dat dat haar niet kan vervangen.

Ik loop er steeds tegenaan dat ik niet iets kan doen. Ik werk hard, probeer er voor de kinderen te zijn, en verder bezig te zijn, afleiding te zoeken. Maar keer op keer stuit ik er weer op: een diep verdriet, een intens verlangen, een ongrijpbaar gemis. Het enige waar ik wel echt wat aan heb, is het besef dat het met haar echt goed gaat. Dat zij volmaakt is nu en volkomen gelukkig. Geen pijn, geen verdriet, meteen op haar bestemming. Maar zelf worstel ik nog, zoek ik God, zoek ik Zijn troost en Zijn geborgenheid. Zijn kracht. En ik weet niet hoe ik dat kan ontvangen. Het lijkt soms wel alsof ik ontroostbaar ben. Vanmorgen ben ik uiteindelijk maar weer gaan zitten en gaan lezen in de bijbel. Psalm 84 deze keer. Mijn hart en mijn lichaam roepen het uit tot de levende God. Ja, dat herken ik wel.

En: Welzalig zijn zij die in Uw huis wonen, zij loven U voortdurend maakte me blij omdat ik eraan dacht dat dit in elk geval voor Amanda geldt.

En dan vers 6: Welzalig (gelukkig) de mens van wie de kracht in U is – in hun hart zijn de gebaande wegen. Gaan zij door het dorre dal van de moerbeibomen, dan maken zij God tot hun bron; ook zal de regen hen overvloedig bedekken (in de voetnoot staat: zegenen). Zij gaan voort van kracht tot kracht. Er staat nog meer in de psalm, maar ik besloot deze woorden vooral op me in te laten werken. Te danken voor de gebaande wegen in mijn hart en dat ik God kennelijk tot mijn bron kan maken. En dat ik in Zijn kracht altijd weer verder kan gaan.

Vervolgens lag er een brief op de mat van een van onze sponsorkinderen[i]. Ze reageerde op het bericht over Amanda en zij schreef: “I want to encourage you to keep going because in life we sometimes go up and sometimes we go down, but the important thing is to move forward.” (Ik wil je aanmoedigen om door te blijven gaan want in het leven gaan we soms op en soms neer, maar het belangrijkste is dat we vooruitgaan) Ik glimlach omdat het perfect aansluit bij wat ik net heb gelezen. Ik ga voort van kracht tot kracht. En ik vertrouw erop dat God me wel zal laten zien hoe je dat dan precies doet.

[i] We sponsoren kinderen via Compassion.nl. Door een financiële bijdrage zorgen zij dat een kind dat anders kansloos is, eten, onderwijs en gezondheidszorg krijgt en je schrijft met het kind om het te bemoedigen. Zo’n briefwisseling gaat vaak erg traag, het kan soms maanden duren voordat je reactie krijgt op de brief die je schreef.

Ik weet niet wat ik moet zeggen

For English, click here

Het is alweer even geleden dat ik mezelf moed insprak en de stad in ging om kleren te kopen. Ik wilde geen zwangerschapskleren meer dragen, maar mijn oude kleren waren nog te klein. Ik wist niet welke maat ik nu weer had en besloot maar gewoon één winkel te kiezen en alles uit de rekken te halen wat me wel mooi leek.

Ik ging met stapels kleren naar het pashokje en probeerde zo rustig mogelijk te passen. Hoe confronterend. Mijn ontzwangerende lijf. De onzekerheid over wat nu bij me past. De kleuren. Ik wilde me mooi voelen, maar niet te uitbundige kleren aan. Per slot van rekening ben ik in de rouw.

Ik paste elk kledingstuk en een heleboel was te klein, te groot, te blij, te kort. Ik besloot van sommige items om een andere maat te vragen en verzamelde moed om een echt mens onder ogen te komen.
Als ik nu maar niet ga janken.

Ik had veel te veel kleren meegenomen in het pashokje, mopperde de verkoopster. Ik stamelde: ‘Het spijt me, hier hebt u wat ik sowieso niet ga kopen.’ Ze bond wat in en gaf me de kleren in een andere maat. Gelukkig. Ik kan wel wat vriendelijkheid gebruiken.

Ik stapte het pashokje weer in, paste de kleren en koos vier of vijf dingen uit die ik mezelf cadeau zou doen. Bij de kassa geneerde ik me. Ik vond het toch wel wat veel en om me te verontschuldigen zei ik: ‘ach ja, je kent het wel, ik was zwanger.’

O nee! Wat doe je nu? Dacht ik en ik hoopte dat ze me niet verstaan had. Maar de verkoopster – dezelfde als bij de pashokjes – reageerde: ‘O wat leuk! Wat is het geworden?’ ‘Een meisje’ fluisterde ik en in gedachten zei ik erachteraan: ‘nu niets meer zeggen!’ Maar ze vroeg verder: ‘O, wat leuk, hoe gaat het nu met haar?’

Ik aarzelde. ‘Ze is overleden’ perste ik eruit en er liepen tranen over mijn wangen. De verkoopster reageerde geschokt: ‘O, wat erg. … ik weet niet wat ik moet zeggen. … wat erg. Ik heb zelf net een kleinkind gekregen.’ Ze moest ook bijna huilen. De klanten achter mij in de rij waren ook geschrokken en de verkoopster en de andere klanten zeiden dingen die ik niet verstond. Het enige wat ik wist te zeggen was: ‘Dat geeft toch niet, ik vind het ook heel erg.’

Ik rekende af en wist mijn fiets te bereiken. Terwijl ik snikkend naar huis reed, realiseerde ik me dat het me goed gedaan had. Dat dit gebeurde, was eigenlijk zo’n zegen voor mij, ook al was het heel pijnlijk voor iedereen die erbij was. Want het is toch ook gewoon erg, dat mijn dochtertje overleden is?

Je had misschien geen woorden, maar het was fijn voor mij om te horen dat het jou raakt, dat het je schokt. Je kunt niet meer doen dan dat. Jij kunt mijn verdriet niet wegnemen en onze situatie niet veranderen. Maar dat je liet zien dat het je raakte en iets bemoedigends wilde zeggen, dat deed mij goed. Dank je wel!

Ik mis je zo

For English click here

Mijn kind, ik mis je zo
Je zou twee maanden zijn geweest gisteren
Ik zou je net hebben gevoed, boertje laten, knuffelen
Je zou naar me hebben gelachen en gekraaid naar pappa die met je stoeit

Ik zou je mee hebben genomen naar het feest
Je zou mee op de foto
Maar je was er niet
Je naam werd niet genoemd

Ik moest met m’n incomplete gezin op de foto
Met dat hartverscheurende gevoel dat het nooit meer hetzelfde zal zijn
Je nooit met z’n allen op de foto komt
Niet hier

Ik weet niet hoe ik verder moet zonder jou
Maar ik weet dat ik wel zal moeten
Ik mis je zo, mijn kind.

Love with no place to go

You have to face it. At some point you need to cry hard, instead of running away from your emotions. I am so aware of this and at the same time so not capable of doing it. So here I am. I sit down, try to write, try to let you know how I feel so I can feel as well.

Where I am right now really is a valley and it seems darker then it was before. I miss my baby girl like crazy. My body still longs to hold her, feed her, protect her, cherish her. It is a very soft and tender feeling and so very painful at the same time. I have this special love for my other children as well and I came to realize how wonderful it is to give it to them. But there also is this love towards Amanda and she isn’t here to receive it.

I’ve never been aware of this before she was born. I discovered that as a mother you need your child just as much as she needs you. I mean, I was aware of a baby desperately needing his or her mum and dad. And when you have a child, you know you are happy to give yourself to him or her – most of the time. But when my baby was born still, I discovered I needed her just as much. At that very moment, new love was born, especially for her and only hers to receive.

I remember that when I was expecting my fourth child, I was so afraid that I couldn’t love him as much as I loved my other children. Who is capable of loving four children the same with deep and sacrificial love? However, I found out when giving birth to that precious boy that my heart grew larger, and new love was born, especially for him. Apparently you can love four children with real parental love.

When I gave birth to my fifth child that happened again. Though we knew she had died before she was born, that moment she came into the world, both our hearts flooded with love, compassion, a willingness to sacrifice, nourish, cherish and protect this precious child.

And then reality kicked in. We found ourselves having this love and feelings, but no place, no soul, to give it to. She didn’t need it. She didn’t need us.

The last few days words from a song came to my mind over and over again. I listened to it a hundred times the last few months. It’s comforting to know that I am not the only one feeling this way right now:

There were photographs I wanted to take
Things I wanted to show you
Sing sweet lullabies,
wipe your teary eyes
Who could love you like this?

People say that I am brave but I’m not
Truth is I’m barely hanging on

But there’s a greater story
Written long before me
Because He loves you like this

So I will carry you
While your heart beats here
Long beyond the empty cradle
Through the coming years

I will carry you
All my life
And I will praise the One
Who’s chosen me
To carry you

Such a short time
Such a long road
All this madness
But I know
That the silence
Has brought me to His voice

And He says
I’ve shown her photographs of time beginning
Walked her through the parted seas
Angel lullabies,
no more teary eyes
Who could love her like this?

I will carry you
While your heart beats here
Long beyond the empty cradle
Through the coming years
I will carry you
All your life
And I will praise the One
Who’s chosen Me
To carry you

Later I wrote a song myself about my stillborn daughter. You can find it here.

I will carry you from Selah)

Weer naar school

For English click here

De kinderen gaan weer naar school. Bij mij starten ze allemaal een groep of klas hoger. Wat worden ze gróót. Wat worden ze zelfstandig. Zoals ze ieder op hun eigen manier bezig zijn de wereld te begrijpen, grijpen, veroveren. Het ontroert me elk jaar opnieuw.

Ik fietste in mn eentje naar huis. Wat later zwaaide ik de oudsten in mn eentje uit. Hoe anders had ik me dat voorgesteld voor dit nieuwe schooljaar.

Ze zou met me mee in de bakfiets. Samen met mij haar grootste broer en zus uitzwaaien. Ik zou zeker niet alle tijd van de wereld hebben, zoals nu. Wat is de stilte dan stil en de leegte leeg.

‘Ga met je lege armen en je verdriet naar God toe’, drukte iemand me op het hart. Waarom is dat toch steeds zo moeilijk? Omdat ik daarmee accepteer dat de zaken zijn zoals ze zijn en ik dat moeilijk vind, soms zelfs koppig weersta?

Ik zat vandaag flarden liedtekst over te schrijven in mijn ‘hookbook’ waarin ik bruikbare zinnen noteer om er misschien ooit een lied over te schrijven. Ik had heel wat kladblaadjes verzameld en vond dit refreintje:

Don’t want to go there
Don’t want to feel
Just want to run somewhere
But I know it’s time to heal.

Het raakte me.
Ik weet niet meer waarom ik het destijds opschreef, maar het beschrijft precies waar ik me nu bevind. Als ik naar God ga, kan ik genezing, troost, voor mijn ziel ontvangen. Maar het betekent ook dat ik moet voelen wat ik voel. Dat ik erken wat er zich in mij roert en de tranen huil die nog te huilen zijn. En het betekent loslaten, ruimte geven. Als ik mijn verdriet aan Hem geef, kan Hij er iets mee doen. En soms wil ik dat nog even niet. Wil ik vasthouden aan het verlangen naar Amanda in de box op de plek die ik had bedacht. Al weet ik dat dat niet meer gaat gebeuren.

Don’t want to go there
Don’t want to feel
Just want to run somewhere
But I know it’s time to heal

Verdriet of zelfmedelijden

For English click here

Geen maxi cosi nodig. Morgen gaan we naar een familieverjaardag toe. Plotseling realiseer ik me dat dit er ook bij hoort. Dat je dan naar een feestje gaat en je kindje niet mee kunt nemen.

Ik blijk zo mijn ideeën en verwachtingen te hebben gehad over hoe het zou zijn met haar erbij. En herinneringen aan hoe het was met mijn andere kinderen komen bovendrijven: Trotse opa en oma, ooms en tantes en nu zijn er ook een neefje en nichtjes, die waren er toen ik mijn andere baby’s kreeg nog niet. Het is zo leuk om te zien hoe kinderen omgaan met een kleine baby.

En gewoon, voeden, tutten, kroelen, knuffelen. Ik mis het zo. Ik mis haar zo.

Het ging een paar dagen lang zo goed met mij! Afgelopen zondag zei een spreker in de kerk tegen me dat ik God moet danken dat ze bij Hem is. Dat haar zoveel lijden bespaard blijft. Dat ze geen keuze hoefde te maken. Dat het heel goed met haar gaat. En ik deed het. Ik dankte God ervoor en ik meende het ook. Ik ging heel wat lichter uit die kerk weg.

Ik had een armbandje met haar naam gemaakt en droeg het elke dag, tot het vorige week stuk ging. Ik had de neiging om in huilen uit te barsten, vond mezelf kinderachtig, maar ging toch op zoek naar een zilveren naambandje op internet. Na zondag had ik die behoefte niet meer. Ik had rust gekregen en kon accepteren dat ze nu bij Hem is en dat ik voor het oog van de wereld vier kinderen heb en geen vijf.

Tot vandaag. Nu is die drang er weer, het verlangen naar iets tastbaars, iets wat zichtbaar is, iets waardoor ik niet het gevoel heb dat ik haar moet negeren of ontkennen. Iets wat mij helpt te accepteren dat ik vijf min één kinderen heb.

Is het zelfmedelijden of verdriet? Ik weet het niet precies. Zelfmedelijden ligt steeds op de loer en daar wil ik niet in zwelgen. Verdriet – rouw – is liefde die je niet kwijt kunt. Dat is normaal, goed, misschien zelfs mooi. Maar waar ligt de grens tussen die twee?

Ik ga maar weer eens op haar kamertje zitten en huil even flink. Nee, laat ik eerlijk zijn. Eerst appte ik mijn man, toen at ik chocola en daarna herinnerde ik me pas dat ik hiermee ook naar God toe zou kunnen gaan en zocht ik even de eenzaamheid op. Ik laat mijn tranen toe en ga naar God toe met de verwarring, het verdriet en ook met mijn zelfmedelijden.

Ik realiseer me weer dat het ok is wat is voel, dat ik haar mis, dat ze gewenst was en kostbaar en uniek. En terwijl ik alles aan God vertel, merk ik dat ik nieuwe rust van Hem krijg. Al gaat de maxi cosi niet mee morgen.

Je huilt nooit alleen

For English, click here

Je huilt nooit alleen. De woorden sloegen in als een bom. ‘Ons gebroken hart breekt altijd Gods hart in tweeën. Je huilt nooit alleen.’[i] Zoals vaker met de berichten en boeken van Ann Voskamp, weten haar woorden diep tot me door te dringen.

Ik worstel met dingen die gebeuren, keer op keer op keer op keer: ‘Ze zijn uit elkaar’. ‘Hij is opgenomen en het gaat niet beter’. ‘De kanker is terug’. En, nog niet zo lang geleden: ‘Het spijt me heel erg, maar uw kindje is overleden’.

Koud om mijn hart. Misselijk. Totale apathie strijdt met totale wanhoop en omdat ik niet kan kiezen, schiet ik in ‘freeze’ zoals mijn kinderen zeggen als ze teveel ijs hebben doorgeslikt. Hoe kom ik hieruit. Wat is de oplossing. Vertel me wat ik moet doen. Maar er is niets wat iemand of ikzelf kan doen. Het is te groot. Dus zit ik maar, voel me verslagen. Ik zoek naar woorden, een oplossing, een strategie om ermee om te gaan.

Vroeger, als ik weer eens geopereerd moest worden, deed ik alsof ik ergens anders was totdat het beter ging. Ik schoot in een stand van: ik ben er even niet, zeg het me als je klaar bent en ik weer ‘normaal’ kan doen. En op een bepaald moment was het weer voorbij. Daarna was je beter, of niet, werd je nog een keer geopereerd, maar er zat een zekere vooruitgang in. Dat werkt niet altijd. Een scheiding is definitief. De dood is definitief. Sommige ziektes gaan niet over en sommige situaties gaan niet voorbij.

En dan moet je accepteren, rouwen, een nieuwe weg vinden. Maar je huilt nooit alleen. ‘Wie kan weten waarom God toestaat dat je hart breekt, maar toch moet het antwoord belangrijk genoeg zijn omdat God zijn hart ook liet breken.’[ii] Het is niet te bevatten en ik snap het ook nu nog steeds niet. Mensen hebben het al vaak tegen me gezegd de afgelopen maanden: God huilt met je mee. Ik denk daar vaak aan, maar op dit moment kan ik er nog niet zoveel mee.

En toch geloof ik ergens wel dat het waar is. Ik snap niet wat er gebeurt. Dat mensen door zulke vreselijke verliezen, behandelingen of jarenlange trajecten moeten gaan. Dat wij ons kindje zijn verloren. Maar ik huil niet alleen. Een aparte vorm van troost. Je zou willen dat de situatie gewoon veranderde. Dat de relatie herstelt, de ziekte of gedragsstoornis verdwijnt, het kindje levend wordt. Maar dat gebeurt vaak niet.

Misschien kwam Hij niet om ons leven gemakkelijker te maken. Misschien kwam Hij om met ons mee te leven, het ons te helpen dragen. Hij heeft zelf ook oneindig geleden. God verloor Zijn eigen kind aan de dood. Hij begrijpt ons. Hij kent ons. Ergens staat er in de bijbel dat Hij onze tranen opvangt. Dat er geen enkele traan onopgemerkt blijft. Dat troost me wel echt, moet ik zeggen. En in dat opzicht is het al waar: je huilt dus nooit alleen.

[i] Ann Voskamp: Gebroken leven. Franeker, 2016, p. 52      [ii] Id.

20 weken

For English click here

Twintig weken geleden gingen we met verontruste gedachten en gevoelens naar het ziekenhuis voor een controle-echo. We wisten dat de baby een groeiachterstand had en dat dat waarschijnlijk kwam door een niet goed werkende placenta. Ik was aspirine gaan slikken, ben heel rustig aan gaan doen en heb bewust genoten van elke beweging die ik voelde. Vrijdags had ik haar nog krachtig gevoeld, toen ik pianoles had.

Zaterdags hadden we een begrafenis. Een lieve vriend van vroeger was overleden en ik voelde me onbestemd. Ik kwam er andere oude vrienden tegen en vertelde vol trots dat ik zwanger was. Een vriendin zei nog: dood en nieuw leven. En zo voelde het ook. Ik was blij met nieuw leven in mij en zo verdrietig om de dood van deze lieve vader van jonge kinderen. En toch was ik er niet gerust op. Ik had de week ervoor een vreemde drang gekregen om alles klaar te maken. Ik had al prematuurkleertjes gekocht en gezorgd dat de wieg klaar stond en de bekleding weer tevoorschijn was gehaald.

En toen kwam die maandag, nu precies twintig weken geleden. Ik had bijna niet geslapen omdat ik zo zenuwachtig was. We hadden zoveel gebeden dat ze zou groeien, dat ze veilig kon blijven zitten in mijn buik tot ze groot genoeg was om geboren te worden. Mijn man was ook ontzettend nerveus. Ik voel me alsof ik een heel belangrijk examen moet doen, zei hij. Ik vond het fijn om er zo samen in te zitten, maar ik voelde me er ook nog nerveuzer door.

En toen de echo. Doodse stilte. Letterlijk. Schrik om mijn hart. Ongeloof en zeker weten tegelijk. Nee! God, nee! Heer, dit kan toch niet? En tegelijk weten dat het echt zo is. Heer, help, wat nu? Hoe vertel ik dit aan mijn kinderen? Kan ons huwelijk dit aan? We hebben al zo vreselijk veel meegemaakt en wonderlijk overwonnen. Zullen wij het redden? En hoe moet ik ooit bevallen van een dode baby? Wat staat ons allemaal te wachten?

En nu zijn we twintig weken verder. We moesten hier doorheen, of we nu wilden of niet. We maakten keuzes. We zouden de ander laten rouwen op hun manier, ruimte geven om te praten of te zwijgen, te huilen of juist niet. We zouden onszelf zijn en eerlijk zijn en nee, God voelde niet dichtbij. We hebben geen idee hoe dit kon gebeuren en weten niet precies hoe we verder moeten. Nog steeds reageren we soms op manieren die we niet kennen van onszelf of van de ander. Nog steeds worden we soms overspoeld door een golf van verdriet en zelden tegelijkertijd.

En toch, als ik nu terugkijk en zie hoe elke week anders was, andere gevoelens bij mij boven bracht en hoe ik worstelde met God en Zijn beloften die niet leken te gelden voor Amanda, toch kan ik nu zeggen dat Hij mij geen seconde alleen gelaten heeft. Ik voelde Hem niet. Mijn verdriet was te groot. Maar ik ging er niet aan onderdoor. Ik ben er nog. Ik loop nog, al val ik onderweg regelmatig. Ik stond weer op en besloot terug te denken aan de momenten dat ik het wél zeker wist. Ik heb steeds weer gebeden: God, laat me zien dat U er bent. U kent mij toch. U weet dat ik U wil vinden, maar het lukt me niet, ik vind de rust niet om gewoon te zitten en te wachten.

En Hij heeft het gedaan! Op talloze manieren. Door een appje van iemand, een kaart, een mailtje, een lied, een bijbeltekst, een gedachte, een herinnering, iets wat ik ergens ineens las of hoorde. Al die dingen samen geven me nu een besef dat ik niet allen gelaten ben. Hij heeft mij niet losgelaten. Ik hoorde vorige week een lied van de band Lev en nu kan ik het meezingen:

Als er niets meer klopt, klopt het hart van God. God die overwint, Hij is met ons. Dus laat de hoop niet los. Los van wat er komt, komt er redding, want God is met ons.

Eeuwig leven

For English click here

Vandaag was ik weer even bij het grafje van mijn dochtertje. Op de fiets naar de begraafplaats drong weer even die bizarre werkelijkheid tot mij door dat ze echt mijn kindje is, mijn baby. En dat ze daar ligt, onder de grond.

Van de week stuurde iemand me een foto van haar baby’tje, een leeftijdgenootje van mijn dochter. Ineens werd het verlies veel concreter. Eerst leefde ik naar de uitgerekende datum toe, de tijd waarin ze geboren had moeten worden. Nu weet ik niet waar ik naartoe moet leven; kan ik niet meer zeggen: als die datum nou maar voorbij is, dan…

Eerst was het het gemis van de baby in mijn buik, nu is het het gemis van de baby die in mijn armen had moeten liggen, in de armen van mijn man, mijn grotere kinderen. Bij haar opa’s en oma’s en tantes en ooms en neefjes en nichtjes.

Dit is een nieuwe soort pijn en ik weet er nog niet zo goed raad mee. Ook hier moet ik mijn weg in vinden, moet ik mee leren leven.

‘Begraafplaats sluit om 17:00’ staat er op het bord bij de ingang. Ik denk terug aan die keer dat ik naar haar grafje wilde en de begraafplaats dicht was en ik paniek voelde opkomen. Ik kan niet bij mijn dochter komen. Hoe bestaat het dat je niet bij je eigen kind mag zijn, dacht ik en terwijl ik terug naar huis fietste corrigeerde ik mijn gedachtegang. Het is alleen haar lichaam dat daar ligt. Amanda zelf is er niet meer. Niet meer hier.

Ik kniel neer bij het graf, haal onkruid weg, maak het weer netjes. Ik laat mijn tranen even de vrije loop en besef dat het inderdaad een nieuwe laag is. Op deze manier huilde ik nog niet eerder. Ik bid zachtjes tot mijn God. Help me alstublieft, help me dit verlies te dragen en er echt doorheen te gaan. En laat me zien dat er een eind komt aan dit diepe dal vol schaduw van de dood.

De zon breekt door en warmt mijn rug. Het voelt als een knipoog. En de woorden in mijn hoofd zijn die van een geliefd lied uit mijn jeugd dat ik toevallig van de week weer hoorde: ‘de dood is tenietgedaan, Jezus is opgestaan, Jezus, de leeuw van Juda overwon de dood.’

En ik herinner me de woorden die iemand mij vanmorgen appte: God is je Heer! Hij zal niet loslaten of toestaan dat je hier aan onderdoor gaat. Met Hem kom je er doorheen en je zult samen met Hem en Amanda eeuwig leven!!!!

Ik kan weer even verder.

Verblijd u

For English, click here

Deze week las ik elke dag een andere psalm (met behulp van het boekje over Psalmen van Derek Prince). Het viel me op dat deze psalmen steeds beginnen met: ‘Loof de Heer’. En dat er vaak opgeroepen wordt om blijde liederen te zingen. Ik vind het moeilijk. Loof de Heer? Blij zijn? Ik worstel met verdriet en boosheid. Mijn kind is dood! En tegelijk voelt het vertrouwd en logisch. Als God God is, is Hij toch onze lof waard?

En nu lees ik Filippenzen 4:4-9, omdat het over die tekst gaat in ‘Our Daily Bread’, het bijbels dagboekje dat ik altijd gebruik. “Verblijd u altijd in de Heere; ik zeg het opnieuw: Verblijd u.” Weer is mijn eerste reactie protest. Verblijden? Ik wil helemaal niet blij zijn en me al helemaal niet verblijden, geen blijde gedachten toelaten.

Het is onze trouwtekst, Filippenzen 4:4-9. Toen we trouwden, waren er dingen waar we niet blij mee waren. Ik was chronisch ziek zonder zicht op verbetering. Ik kon amper lopen, steeds minder met mijn handen doen en had altijd pijn. Het lukte maar moeizaam om mijn studie af te ronden. Psychisch zat ik best wel in de knoop. Maar toch vonden we dat er ook veel was om blij over te zijn. We hadden elkaar gevonden en zagen een toekomst samen zitten. We kenden God al bleek dat we Hem nog veel beter zouden leren kennen in de loop van de jaren. We waren dankbaar en wilden dankbaar blijven, wat er ook gebeurt.

En vandaag, precies vier maanden na de geboorte van onze levenloze dochter, ons vijfde kindje, lees ik opnieuw deze tekst. Verblijd u. En: wees in geen ding bezorgd, maar laat uw verlangens in alles, door bidden en smeken, met dankzegging bekend worden bij God en de vrede van God, die alle begrip te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten bewaken in Christus Jezus.

En het ís zo, weet je. Daar word ik de laatste weken steeds opnieuw bij bepaald. Het is zo dat er een vrede is die alle begrip te boven gaat. Ik heb die vrede ervaren toen ik dat ongelofelijk moeilijke moest doen: een dood kindje baren. Ik heb die vrede ervaren toen ik met mijn kleine dochtertje in mijn handen zat en me verwonderde over hoe mooi ze was. Verdriet en verwondering en blijdschap en boosheid, maar in dat alles toch vrede.

Is dat misschien het verblijden waar het hier om gaat? Niet dat je blij bent met wat er gebeurt of staat te gebeuren. Maar door te kijken naar wat mooi en goed is, je te verheugen in een goede God? Toen ik mijn meisje zag, was ik een en al verwondering en trots. Ik kon zien dat ze zorgvuldig door God geschapen was, ook al was haar leven in mijn ogen veel en veel te kort. Ik was blij dat Hij zoveel aandacht aan haar besteed had, nageltjes, haartjes, oogjes, ribbetjes, voetjes, ze was zo compleet en perfect. Als ik daar aan denk, heb ik toch wat reden om blij te zijn. Of, ik moet het anders zeggen: Door daaraan te denken, verblijd ik mij.